Drie keer per week ren ik een rondje door Zeist. Ok, soms twee keer. Hoe dan ook: ik ren over de Slotlaan, door het Lyceumkwartier, over de Krakelingweg en via de Woudenbergseweg weer naar huis. Altijd dezelfde route, dezelfde afspeellijst, dezelfde cadans. De voorspelbaarheid van de stenen onder mijn schoenen zorgt voor ruimte in mijn hoofd.
Gisteren liep ik op mijn nieuwe sportschoenen mijn vaste rondje en dacht aan het woord “overpronatie” en dat het gek is dat je sommige woorden slechts een paar keer in je leven hoort.
Ik had nieuwe hardloopschoenen nodig en bezocht een loopexpert. Met de expert keek ik naar slowmotion beelden van mijn ongemakkelijke korte sprintje door haar winkel toen ze vanuit het niets “overpronatie” zei. Daarna zoomde ze in op mijn enkel: ‘Hier is sprake van overpronatie.’
Aan haar toon te horen was het niet goed. Terwijl ik het slechte nieuws verwerkte begon ze erover dat “we” gingen zoeken naar een veerkrachtige foam die ook stabiliteit zou bieden. Ik hoopte van harte dat ze dit klusje alleen zou gaan klaren: als het om veerkrachtige foams gaat ben ik gewoon geen partij.
Ze verdween achter een gordijn en kwam terug met een blauw-witte schoen.
‘Het mooie is dat dit model de impact van iedere stap kan absorberen zonder de energieteruggave te dempen.’
Ik knikte, verwerkte alle nieuwe woorden en zocht naar een indicatie van de prijs op de doos.
Er zijn woorden die bijna niemand meer gebruikt en hierdoor verdwijnen. Jaren terug was er een actie rondom “verdwenen woorden”. Via een website kon je een woord adopteren en behoeden voor de ondergang door het in je taalgebruik op te nemen. Ik nam het woord “Aanritseling” ter adoptie aan. Aanritseling is het aansporen tot verkeerde handelingen. Natuurlijk, ik had ook “hommeles” of “trammelant” kunnen krijgen maar ook kinderen met een rugzakje verdienen een veilig huisje.
Ik kon mijzelf nu wel voor de kop slaan. Al jaren had ik niet meer aan mijn kind gedacht. Het was vast te laat: geschrapt uit de Van Dale en dat was mijn schuld. Ik rende verder en bedacht zinnen met “aanritselen” die ik zou gaan gebruiken.
Halverwege de Woudenbergseweg voegde er, vanuit het bos, een hardloopster in. Ze had haar oortjes in en merkte mij niet op. We hadden precies dezelfde snelheid. De onrust over het adoptie-woord maakte plaats voor paniek over de naderende kruising. Verderop, bij het stoplicht, zou ze mij pas opmerken en beseffen dat ik al een hele tijd stiekem achter haar aanliep. Ze zou peperspray uit haar buideltasje pakken en mij uitschakelen. Onterecht, maar als man heb je gewoon afstand te houden.
Het was beter als ik haar ruim voor de kruising inhaalde. Tegen mijn zin in versnelde ik mijn pas. Net toen ik haar links voorbij wilde snellen hoorde ik vanachter me een schreeuw van een wielrenner. Ik sprong terug en zat nu slechts een paar centimeter achter de hardloopster. Op het moment dat ik besloot te gaan wandelen stond zij plotsklaps stil om haar veter te strikken. Half struikelend botste ik tegen haar op. Van schrik rolde ze omver.
Ik twijfelde om mijn schuldgevoel over mijn adoptie-woord op te lossen en een zin met “aanritselen” te proberen. Ik kwam niet verder dan ‘Sorry voor de tuimeling.’
Vanaf de grond keek ze mij aan: ‘Tuimeling,’ zei ze. ‘Dat woord hoor je niet vaak meer.’