“Je kunt vanaf hier door het bos naar Wageningen lopen,” zei de behaarde meneer met leren jack. Ik stond bij Schaapskooi in Heidestein. Voor me stonden Drentse heideschapen, naast me vertelde de meneer dat hij iedere zondag over het landgoed liep: “Lekker niemand die zeurt of moeilijke vragen stelt.”
Ik besloot niet door te vragen.
“GPS-chip.” Hij wees naar het grootste schaap in de wei. “Dat kastje om de nek is een GPS-tracker. Als die naar Wageningen loopt zien ze dat op een app.”
“Wie zijn 'ze'?” vroeg ik.
Hij wist dat ook niet.
Ik knikte vriendelijk.
Een kennis vroeg mij laatst wat er nou leuk is aan Zeist.
“Ongevraagde gesprekken bij toeristische plekken”, antwoordde ik. Er is hier altijd wel iemand die vanuit het niets een verhaal tegen je begint te vertellen en daar - in tegenstelling tot bij smalltalk - geen reactie op verwacht. Een knikje volstaat.
Van de week stond ik voor het leegstaande Chinese restaurant naast Figi te wachten op een vriend toen er een dame met lichtgevend wit haar naast me kwam staan: “Ze gaan het vast slopen,” zei ze.
Ik keek naar het door duiven ondergescheten bouwval en haalde mijn schouders op. Het leek mij een prima plan.
“Dit is erfgoed,” zei ze en dwong me het pand nog eens goed in me op te nemen. Ik verzweeg dat ik zeven jaar lang tegen dit restaurant had aangekeken, althans de zijkant ervan. Vanuit mijn slaapkamer aan de Jufferstraat zag ik hoe jongeren na het stappen op de binnenplaats tegen de muur van het ‘erfgoed’ pisten, ik wist van de ratten die er ’s nachts liepen en ik ruik nog steeds de intense geur van zoetzure saus.
Ik bekende dat het voor mij vooral een oud vervallen pand zonder historische waarde was. Dat zag zij anders. De groene gevel was een restant uit de Chinese periode van Zeist. Ze meende het. Zeist was volgens haar onderdeel geweest van het Chinese Rijk. “Jij hebt je goede leventje aan hen te danken”. Ze at minstens een keer per week Chinees en op haar verjaardag namen vriendinnen haar mee uit eten. “Ieder jaar een andere Chinees. Al dertig jaar.“
Ik dacht aan mijn eerste bijbaantje bij China Garden, een restaurant in Oosterhout. Ik deed er de afwas in een bak met loeiheet water, verder hield ik de keuken netjes en pakte ik van iedere bord dat uit het restaurant terugkwam de sierlijk gesneden wortel en zette deze op sterk water.
Het leek mij een goed moment deze kennis te delen.
“Als ik u een tip mag geven,” zei ik tegen de dame. “Neem nooit een hap van een decoratieve wortel.”
Ze bleef stil. Toen knikte ze vriendelijk en stak de weg over, het Walkartpark in.