De koelbox die ik anderhalf jaar geleden na een intens Marktplaatsgevecht met 'Mike-vlindermesje-Mike' bemachtigde, koelt niet.
Destijds haalde ik het thermo-elektrische bakbeest op in een stal in Barneveld. Onder het toeziend oog van een pijp rokende boerenzoon met een grote hond stak ik de stekker in het stopcontact. Terwijl ik de rol van kritische koper veinsde, vergat ik te controleren of het apparaat wel echt koel werd.
“Nou, dat ziet er allemaal top uit,” riep ik geforceerd toen ik het ventilatortje van het apparaat zag draaien.
Ik bedankte de boer, klopte om onduidelijke redenen een paar keer op de rug van zijn hond en gaf vijf euro te veel. Thuis ging het ding naar zolder, zoals dat gaat met dingen die je per se nodig hebt.
Afgelopen mei kampeerden we in Zuid-Limburg en bleek het apparaat niet te koelen. Ik wilde het eerst niet toegeven – Jo vindt dat ik doorsla met tweedehands spullen – en verstopte daarom wat koelelementen op de bodem van de box. Na een paar dagen ontdekte ze het en stuurde me naar een repair-café in het nabijgelegen Oirsbeek. Het leek haar een geweldig familie-uitje.
Onder protest stapte ik met de kinderen wijkcentrum ‘De Schepenbank’ in Oirsbeek binnen. We kregen een formulier, namen de huisregels door, beantwoordden vragen over de staat van het apparaat (draait wel, koelt niet) en beloofden dat we niemand van de vrijwilligers zouden aanklagen als er door hun advies schade aan het apparaat of personen zou ontstaan.
Er werd een rood briefje op de koelbox geplakt en we mochten plaatsnemen tussen de vele Oirsbekenaren met hun gemankeerde objecten.
“Jullie krijgen Wilfred,” zei de mevrouw naast ons. Ze wees naar het briefje op de koelbox. “Rood = Wilfred.”
Voor haar op tafel stond een enorm zilverkleurig apparaat. Wij gokten op een XXL tosti-ijzer. Fout: het was een scanner.
“Zo’n apparaat kan bijvoorbeeld een mooie tekening heel snel overtrekken,” legde ze aan mijn kinderen uit. “Zoals jullie met potlood doen.”
“Een soort iPhone,” fluisterde de oudste tegen haar broertje.
We troffen Wilfred mopperend met een strijkijzer uit 1931 in zijn hand.
“Gooi die meuk toch weg, denk ik altijd,” mompelde hij en pakte daarna de koelbox aan.
Terwijl naast ons twee mannen elkaar omhelsden omdat hun Senseo-apparaat het weer deed, bevestigde Wilfred dat de ventilator draaide: “Ik meet stroom, ik zie een krachtige ventilator, dan houdt het hier even op voor Wilfred,” zei hij. “Zoek een kampeerwinkel, die hebben deze zo weer aan de praat.”
Wilfred bleek te optimistisch.
Het is inmiddels juli. We gaan bijna op vakantie en nog steeds wil geen enkele kampeerwinkel de reparatie aannemen. Van alle reacties vond ik “Zolang er geen caravan omheen zit, kan ik er niets mee,” de mooiste. De andere reacties waren treuriger en eindigden in een advies het op te geven en een nieuwe te kopen.
Ik negeer die stemmen. Ik zal mijn kinderen eens laten zien dat ik kan doorzetten, dat wij niet langer meedoen aan die massa-verspilling, dat je ook ‘nee’ kunt zeggen tegen de webshops met hun geweldige ‘sale’ ‘hoge korting’ en ‘opruimingsuitverkopen.’
Vanmorgen vroeg de jongste wat ik zou doen als de koelbox stuk zou blijven. "Gooi je het dan toch weg?"
“Natuurlijk niet,” reageerde ik. “Dan maakt papa er een mooie opbergdoos van, speciaal voor, uhm, belangrijke documenten.”
“Een soort iPhone dus,” fluisterde de oudste.