Bushalte Gunninglaan. Ik zit op de eerste rang van een slapstickfilm. Achter mij, op het fietspad, botst een jongen met koptelefoon tegen een vrouw, die aan het videobellen is.
De schade valt mee. Vanaf de grond behandelen ze de schuldvraag.
De jongen verklaart dat hij niet tegen prikkels kan: “Ik heb ruisonderdrukking en keek even naar de grond.”
Vrouw: “Prikkels. Prikkels. Stik in je cocon.”
Jongen: “Mens, ga toch terug naar je bubbel.”
Ze komen er niet uit. Ik laat het gaan, het is immers feest: Het Zeistermagazine.nl bestaat 20 jaar!
Dit digitale platform met verhalen over Zeist, ontstond tijdens de grote internetrevolutie. Ik woonde in Utrecht en ging regelmatig naar de bieb waar je na invoeren van het wachtwoord ‘grotesmurf-1’ onbeperkt kon surfen op het World Wide Web. Mijn honger naar nieuwe informatie was onverzadigbaar. Het was een tijd waar je nog ‘op het internet ging’ en er na een poosje weer vanaf.
Er is sindsdien iets stuk. De smartphone heeft ervoor gezorgd dat we continue ‘op het internet’ zitten. De technologische mogelijkheden zijn oneindig, de ontwikkeling van onze hersenen blijft alleen hopeloos achter.
Dagelijks moet ons brein meer dan 11 miljoen prikkels verwerken. Lacht het leven je toe, dan kun je dat aan. Zit het tegen, dan werkt de filter niet meer. Het verschil tussen belangrijke en onbelangrijke informatie verdwijnt. Een vraag van je kind voelt als een stomp tegen je hoofd. De klassieke muziek van je buurman beukt als een heipaal naast je bureau. De hele wereld is schreeuwerig en hijgerig. Je hunkert naar een roesje, zachte kussentjes om de oren die geluiden van buiten blokkeren.
Ik moet denken aan een verhaal over een schoonmaker in een laboratorium in New York. Hij raakte geïrriteerd door een onophoudelijke piep en draaide een schakelaar om waardoor het geluid verdween. Ook verdween er 25 jaar wetenschappelijk werk doordat een vriezer stond aangesloten op diezelfde schakelaar.
Deze man had een koptelefoon met ruisonderdrukking moeten hebben.
Toegegeven. Ik heb zelf ook een tijd last gehad van een onophoudelijke piep in mijn oren. Dit heb ik opgelost door ontslag te nemen en mijn laptop in te leveren. Het lag trouwens niet aan de laptop, die had een prima virusscan en sorteerde e-mails op belangrijk en onbelangrijk.
Mijn eigen filter raakte kapot. Als een bijeenkomst begon met het openen van een PowerPointpresentatie of een Excelsheet, begon de filter al te pruttelen. Na teksten als “laten we dit document even samen doorleven,” kwam er rook uit.
Ik sta niet alleen. Steeds meer bedrijven faciliteren daarom een prikkelarme ruimte. Iets wat in 2003 onbespreekbaar was. Je kon toen niet op kosten van de werkgever, twintig minuten op een bank liggen ter voorbereiding op het overleg: ‘Business Ruling en Relevantiescore voor Local Heroes Wintercampagne.’
Het lijkt me knap lastig om zo’n prikkelarme ruimte in te richten. Hoe weet je wat iemand prikkelt? Voor de een is dat de kleur blauw, voor de ander kunststof meubels. Wat voor muziek zet je aan? Kun je naar buiten kijken? Wat als je in slaap valt maar niet tegen het geluid van een wekker kan?
Het zijn tijdelijke problemen. Rond het 40-jarig jubileum van het Zeistermagazine.nl lopen we met een VR-bril en een Wireless headset door de kantoortuin. Dankzij Kunstmatige Intelligentie krijgen we allemaal onze ideale ruimte. De kunstmatige assistent scant onze hartslag, analyseert het okselzweet en weet precies welke woorden, zinnen en ideeën er onderdrukt moeten worden.
Om het algoritme te helpen, ben ik begonnen met het samenstellen van een lijstje. Zinnen als ‘wij van WC-Eend’, ‘Als ik het even platsla’, ‘Mag ik dit even tegen je aanhouden?’ wil ik niet meer horen. Als een collega zijn gelijk probeert te halen door een situatie te vergelijken met een bezoek aan de bakker: “Als ik een krentenbol vraag, wil ik toch geen eierkoek?”, wordt die zonder excuus weggedrukt. Kom in de toekomst niet aan met “Als mens heb ik het hier lastig mee” want ik hoor je niet.
Tot die tijd ben ook ik aangewezen op een koptelefoon met ruisonderdrukking. Alles om maar niet de kabels van mijn modem eruit te trekken, de straat op te rennen en daar te schreeuwen: ‘Citeer verdomme nooit meer Pipi Langkous.’