Stichting Energie Zeist heeft op de Slotlaan een winkel: “Mijn groene huis”. Je kunt er terecht met “al je vragen over energie”. Ik heb een vraag voor ze: moeten we een nieuwe koelkast? Jo vindt van niet, ik wel.
Het ding zat al in de keuken toen we dit huis kochten. Sinds een paar weken gaat het op onduidelijke momenten zoemen, een irritante trilling. In de gejaagdheid van mijn leven wil ik geen last hebben van koelkasten.
Voor Jo is dat geen argument – ‘Doe de keukendeur gewoon dicht’ - dus heb ik laatst de duurzaamheidskaart getrokken. Nu moet ik langs een expert voor advies. Jo is gevoelig voor autoriteit.
Voor ik mijn kinderen ophaal van school bezoek ik het “groene huis”. Het huis is fris. Vooraan zitten twee mannen tegenover elkaar, ik zie niet wie nu wie aan het helpen is. Ze praten over gas alsof ze het zelf uit de grond halen.
De ruimte is bezaaid met folders over vloerisolatie en boilers. Er hangen beslisbomen over subsidies, een plattegrond met type daken in Zeist en er staat een maquette: ‘Het groene huis’.
Iedereen om mij heen praat. Hier nemen ze volop tijd voor een gesprek, tijd die ik niet heb: ik wil een Ja of een Nee.
Vooraan hebben de mannen ontdekt dat ze allebei voor de gemeente hebben gewerkt. De een was wethouder Duurzaamheid, de ander ambtenaar ‘in het zelfredzaamheidsdomein’. Beurtelings roepen ze achternamen.
‘Wilkoop’
‘van Susante’
‘Bosman’
‘Koster’
Naast me vertelt een mevrouw over haar niertransplantatie. Ik heb behoorlijk wat over voor een betere wereld, maar een nier gaat mij wat ver.
Eindelijk, de ex-wethouder heeft tijd voor mij. Ik laat een foto van onze koelkast zien en vraag of ik een nieuwe moet. Hij loopt naar achteren en komt terug met een doosje. Een verbruiksmeter.
‘Zet deze een week lang op je koelkast en je hebt het antwoord.’
Ik vraag of hij het niet gewoon nu kan zeggen.
Hij schudt zijn hoofd: ‘Verbruik is situationeel.’
Terwijl hij het kartonnen doosje probeert te openen legt hij uit dat je voor het aansluiten wel wat handigheid nodig hebt.
Ik zeg dat dit me wel lukt en wil weglopen.
‘De administratie,’ zegt hij en begint in een enorme multomap te bladeren.
‘De kinderen,’ zeg ik. ‘Ik haal ze op en kom terug voor de meter.’
Vanaf het schoolplein rijd ik direct naar huis.
‘En,’ zegt Jo, ‘wat is het advies?’
‘We hebben een nieuwe nodig,’ zeg ik. ‘Als je het niet gelooft bel je de wethouder maar.’