Terwijl ik de huissleutel uit de zoom van mijn jas pielde, werd ik op de schouder getikt door een flitsbezorger. Hij vond Nooitgedacht een mooie straat met het lelijkste stukje niets dat hij ooit had gezien. Hij wees naar het afgesloten parkeerterrein aan het begin van de straat: "Je zou er maar tegenover wonen."
Ik vertelde hem dat ik er tegenover woonde. We lachten het ongemak weg, hij vroeg de snelste weg naar de Herenlaan, ik stuurde hem richting Driebergen.
Ik had lang niet meer in termen van lelijkheid naar die parkeerplaats gekeken. Toen we dit huis kochten waren we verzot op het glas in lood, de hoge plafonds, de knusse kamers. Het grote lege terrein tegenover was een perfecte plek voor de auto.
Door de ogen van de fietskoerier bekeken was het, ja misschien, een ietwat somber aanblik: rondzwervende stukken prikkeldraad, kapotte glasplaten, agressief onkruid en bergen klinkers.
Die avond vroeg ik Jo hoe zij de parkeerplaats zag. Ze haalde haar schouders op: "Lelijkheid went," zei ze. Ik besloot niet door te vragen of dit over mij of over ons uitzicht ging.
Het Niets van Nooitgedacht was een plek waar buurtgenoten aan auto’s konden klussen terwijl kinderen er tikkertje speelden. Ik leerde er mijn oudste fietsen en we organiseerden er straatfeesten. In de zomer voetbalden er tot laat studenten en ten tijde van de lockdown was het een ontmoetingsplek voor ouders en kinderen. Regelmatig werkte ik, tijdens verstoppertje, achter een grote bestelbus mailtjes voor mijn werk weg.
Naast Het Niets wacht een groot appartementencomplex op een ontwikkelaar met een plan. Op de begane grond werden tweedehands jacuzzi's verkocht. Een gouden formule: de eigenaars peuterden grote bubbelbaden uit achtertuinen en brachten die naar de loods om ze na een dagje poetsen met winst te verkopen.
Vanaf Het Niets aanschouwden we de filevorming achter de oplegger met jacuzzi: de toeterende auto’s en mopperende bewoners. Het hoorde bij de charme van een ondernemende straat.
Afgelopen zomer kregen we de definitieve tekeningen van de nieuwbouw onder ogen. In de maanden die volgden vertrok de ene na de andere bewoner uit het appartement en kwamen er geen nieuwe oude jacuzzi’s. We werden gevraagd onze auto’s van het terrein te halen en laatst ging er een groot slot op het hek ‘in verband met overlast’. Niemand wist of het om de spelende kinderen of de dolende volwassenen ging. Een buurvrouw vond het onzin en knipte het slot open. Ze plaatste een foto van het kapotte slot, haar kniptang én een roze duimpje in de buurtapp: “Viel het er zomaar af” schreef ze. Een kleine daad van verzet. Natuurlijk moet er gebouwd worden.
Toch verdwijnt er met Het Niets iets. Een saai, kaal betonnen plein in een overvolle straat waar je kon rondhangen of met buren praten, waar kinderen met straatgenootjes speelden, waar je na een drukke werkdag in een leeg, tweedehands jacuzzi kon zitten en denken: “Je zou hier maar tegenover wonen.”