Sinds 2016 zoek ik naar een moment om even rustig iets te lezen. In de schuur liggen nog torenhoge stapels ongelezen zaterdagbijlagen.
Ik zit aan de eettafel met een krant uit januari. Het is Poëzieweek en het thema is 'thuis'.
Ik kijk naar Loena die zich heeft genesteld op de vensterbank. Onbewogen volgt ze de kinderen die op het kleed, lego-blokjes op kleur sorteren. Plotseling rekt ze zich uit en kijkt ze me hoofdschuddend aan.
Ze heeft gelijk: de sfeer hier thuis is verpest en ik ben schuldig.
Vanochtend vroeg de oudste (2016) of ik haar wilde helpen met het bouwen van een Lego-huis. Ik wilde de krant lezen. “Maar,” zei ik, “als we samen ‘Emma’s Huis’ van Lego Friends bouwen, doe ik mee”.
’Emma’s Huis’ was een royale woning met tuin, eetkeuken én speelkamer. Het lag al tijden in puin, in een bak tussen voormalig Ninjago-strijders, een dierenasiel en een handvol reddingsvoertuigen.
Dit leek mij de perfecte dag om de lego eens op kleur te sorteren en daarna, zoals gevraagd, bij te dragen aan de crisis in de woningmarkt. Ik rende naar zolder en pakte de rode map met alle lego-instructieboekjes die we door de jaren heen hadden verzameld. Ik was er klaar voor.
Hoewel het op kleur sorteren van Lego misschien niet direct het idee van mijn kinderen was, stemden ze in. Ik speelde immers mee.
We maakten het gezellig. Op de maat van 'gi-ga-groen' legden we de transparante groene blokjes in het bakje met transparante groene blokjes. Na iedere voltooide kleur gaven we elkaar een boks en namen een slok drinken.
Tijdens de bouwwerkzaamheden liep de spanning op. Na een paar bladzijden vond mijn dochter het ineens een goed idee dat het huis, geheel tegen de richtlijnen van de architect in, één woonlaag kreeg.
"Nee," zei ik. "Emma wil haar hele huis, in oorspronkelijke staat.”
Het ging mij hier niet om Emma: als mijn dochter nu al zo makkelijk van een plan afstapte, wat moest er dan ooit van haar terechtkomen?
Bij het plaatsen van de dakpannen escaleerde het. In het boekje zag je duidelijk dat de architect voor een donkerblauwe steen had gekozen, maar nee, volgens mevrouw kon dit prima roze zijn.
"We hebben toch niet voor niets gesorteerd?" riep ik iets te hard.
Ik moest de kamer uit. Weg. De schuifdeuren gingen dicht.
Nu lees ik eindelijk de krant van januari. Loena zit voor me op tafel, ze knijpt met haar ogen en legt haar poot bij een gedicht*:
“..Je kinderen zijn niet jouw kinderen.
Het zijn de zonen en dochters van het verlangen van het Leven naar zichzelf.
Ze komen uit jou, maar niet van jou,
En ze zijn wel bij je, maar ze behoren je niet toe.
Je mag ze je liefde geven, maar niet je gedachten,
Want ze hebben hun eigen gedachten.
Je mag hun lichaam onderdak bieden, maar niet hun ziel,
Want hun ziel leeft in het huis van morgen, waar jij niet kunt komen, zelfs niet in je dromen.
Je mag trachten te zijn als zij, maar probeer ze niet zo te maken als jij.
Want het leven gaat niet achteruit en blijft niet hangen in het verleden..”
Ik leg de krant weg en kijk naar mijn kinderen, dan naar Loena. Ik knijp met mijn ogen, en nog eens.
*Fragment uit het gedicht ‘Kinderen’ van Kahlil Gibran (1883-1931), uit ‘De profeet’, vert. Inge Pieters, 2020."