Ik zit aan een picknicktafel. Naast me steekt een man zijn selfiestick in het kampvuur. Tegen de tak met marshmallow in z’n andere hand zegt hij: “Lieve volgers, mijn Addertjes kruipen door de speeltuin van Camping De Paarse Kip.”
Ik moet nog wennen: we zijn hier gisteren aangekomen.
De vakantievierende ouders zijn overzichtelijk verdeeld in twee groepen. Dat helpt. In de ene groep springen papa’s en mama’s met ongemakkelijke lichamen van steen naar steen over een stroompje water, tijgeren ze door ondergrondse tunnels of deinen ze met een groen gezicht op de familieschommel.
De andere groep zit aan de picknicktafel, bij de vuurkorf. Ze praten tegen zichzelf, over zichzelf.
Een vrouw in een vrij grote bloemetjesjurk breit een pop en roept opvoedtips richting de spelende ouders:
“Als een kind niet vies is, heeft het niet gespeeld.”
“Hoe minder ouders in de speeltuin, hoe beter.”
“Laat kinderen het toch zelf oplossen.”
Ik zag haar vanmorgen in de kampwinkel. Terwijl ze vier meergranen stokbroden bestelde, plaste haar dochter over de tegelvloer. Na het afrekenen wendde de vrouw zich tot het kind: “Wat had Meneer Wilbert, ook alweer gezegd?”, zei ze.
Wilbert bleek een geitenwollen knuffel.
“Plasjes doen wij buiten, “antwoordde het meisje.
“Dus wat zeggen we?”
“Sorry Meneer Wilbert.”
De geur van verbrand rubber trekt mijn aandacht.
Ik stoot de man aan: “Waarom houd je je selfiestick in het vuur?”
Hij trekt zijn arm terug: “Ongelukjes horen bij het leven,” zegt hij.
Terwijl hij de as van zijn telefoonhoesje veegt vraag ik hoeveel gigabyte er op zo’n marshmallow past.
Hij kan er niet om lachen.
Plots kijkt hij mij indringend aan: “Die telefoon is drie keer duurder dan deze vakantie. Wij zijn een vlogfamilie. Misschien ken je ons: De Addertjes, 1600 volgers.”
Ik schud mijn hoofd, ik ken ze niet.
“We hebben dit weekend een camper van de sponsor te leen. Wij zijn interessant voor merken die net als wij ‘Urban’ zijn.”
Ik hoef niet door te vragen om meer te leren over zijn groeiende vlog-imperium, de ambities om als digitale nomade te leven, 365 dagen te reizen en o ja: “school is overrated,” want “de natuur is je leraar.”
De mevrouw met bloemetjesjurk komt erbij.
“Dat rook ik dus,” zegt ze en wijst naar het zwartgeblakende telefoonhoesje. Daarna: “Dat kind daar, bij de glijbaan. Hoe kun je een witte broek aandoen op de camping?”
“Dat is Ruben,” zegt de man. “Dat is mijn kind. We zijn een vlogfamilie, die broek kregen we van de sponsor.”
De vrouw stopt snel een koude marshmallow in haar mond.
Ik zie haar denken: Hoe leg ik dit nu weer aan Meneer Wilbert uit?