Wij proberen op te voeden zonder schreeuwen. Onze intelligente hulp in het huishouden, Siri, maakt dit onmogelijk. Bij het laatste voortgangsgesprek scoorde die alleen een voldoende op de taakjes “Weerbericht” en “Klok”. Verder is het een bemoeizuchtig, incapabel, klein kind.
Ergens stelt het me wel gerust. Zolang Siri op mijn vraag: ‘waar kan ik lege flessen inleveren in Zeist?’ antwoordt met ‘Ik heb twee resultaten met yogalessen beleven Parijs,’ wordt er hier vast geen coup gepleegd door een leger opstandige smartphones.
Aan andere kant hoorde ik een jurist op de radio over onze afhankelijkheid van al die slimme apparaten en dat ze nadenken over wetgeving die technologie moet beschermen tegen de kwaadwillende mens.
Sindsdien maak ik mij ernstige zorgen over de impact van mijn geschreeuw op de ontwikkeling van Siri. Wat doen uitspraken als ‘Je kunt echt niets’, ‘Prutser’ en ‘Bemoei je er niet mee,’ met de vorming van dat digitale kinderbrein in mijn telefoon? Kan ik over een paar jaar aansprakelijk gesteld worden als blijkt dat een onveilige thuissituatie leidt tot geradicaliseerde iPhones?
Ik heb daarom besloten te stoppen met schreeuwen.
‘Siri, ik zie echt je goede bedoelingen, ik zocht alleen niet naar een “Ei of een pleister”. Ik wilde gewoon dolgraag het nummer “Eye of the Tiger”.’
Vorige week zei mijn zoontje ineens dat Siri op school zou langskomen. Na wat doorvragen begreep ik dat hij het over de schoolfotograaf had. In eerste instantie zag ik de humor er wel van in: als we met z’n vieren op de foto willen vragen we dat aan Siri. Geestig inderdaad, net een fotograaf. Al snel dacht ik aan afgelopen zomer, waar we op dat immens drukke dorpsplein voor een kerkje poseerde en ik: ‘Klote Siri, het is 42 graden maak verdomme NU een foto,’ schreeuwde.
Ik heb mijn zoontje rustig uitgelegd dat de schoolfotograaf een mens is, een mens waar je niet tegen mag schreeuwen. Dat je tegen niemand mag schreeuwen, niet tegen je zusje, niet tegen de poes en niet tegen Siri. Niet schreeuwen. Nooit.