Ik stond op de kermis in Zeist bij de attractie “Altijd Prijs!” en zag hoe mijn oudste het ene na het andere eendje uit het water hengelde. Het is te makkelijk, dacht ik, dit is mij die zeven euro in ruil voor plastic rommel niet waard. Ik stroopte mijn mouwen op en deed mijn handen in het troebele water: ik bewoog ze zodanig op en neer dat er extra golven ontstonden. Ik legde uit dat ze niet meer lukraak alle kleuren eendjes mocht pakken, alleen de lichtblauwe. De aanpassingen sloegen aan en we kregen er beide plezier in, sterker, ik droomde over een carrière als kermisexploitant.
De zon werd warmer en rondom de attractie nam de drukte toe. ‘Je hebt nog dertig seconden,’ riep ik en telde af. De golven, de tijdsdruk, het enthousiaste hoppa bij iedere vangst werkte niet alleen voor mijn oudste aanstekelijk want achter mij had zich een rij van ouders met kinderen gevormd. Vooraan stond een vader in een hemd met Mickey Mouse erop. Hij drukte mij zeven euro in de hand en wees naar zijn zoon: ‘Hij wil vissen.’ In een reflex nam ik het geld aan, pakte de hengel van mijn oudste af en gaf die aan de jongen. ‘Hij wil vissen,’ zei ik.
Na een paar eendjes - hij mocht alleen de gele vangen - werd ik aangesproken door de beheerder van de kraam: ‘Waar ik in vredesnaam mee bezig was?’ De rest van de rij maakte hieruit op dat ik niet bij de attractie hoorde en keken onthutst toe hoe ik het geld aan de man overhandigde.
Op weg naar huis moest ik denken aan een keer dat ik op een zolder ergens aan de Laan van Bergen aan een groep deelnemers van de Open Huizen Route vlammend betoogde waarom de ligging van dit object uniek was. Ik vertelde ze over de historie van het op steenworp afstand gelegen Slot Zeist en beschreef de diversiteit aan woningen van de wijk Griffensteijn. Pas toen Jo vroeg of ik mee kwam naar het volgende huis besefte de deelnemers dat ik niet de makelaar was. Ook toen waren er onthutste blikken. Alsof ik iets van ze had gestolen terwijl niemand kon zeggen wat dan.
Tijdens mijn schaarse ontmoetingen met makelaars en kermisexploitanten heb ik me ook regelmatig bestolen gevoeld. Zes ton voor 90m2, zeven euro voor acht eendjes.
Eenmaal thuis zocht ik naar een tweedehands kermiswagen. Ik speurde het web af naar houten eendjes, vishengels van bamboe. De zonnepanelen voor op het dak van mijn nieuwe wagen had ik snel gevonden: lichtgewicht, maar sterk genoeg om de golven op gang te krijgen. Ik besloot regenwater op te vangen in tonnen en te hergebruiken voor de gracht waarin de eendjes dobberen. De regels pak ik ook aan. In mijn attractie “De Groene Hengel” mag je alleen onder toeziend oog van een professional vissen en tellen we alleen de kleine oranje eendjes. De dagwinnaar krijgt een houten blokkenset. De helft van mijn winst schenk ik aan een goed doel, iets met dieren.
Ik zette de kosten-baten in Excel en kwam uit op een bedrag van 35 euro per visbeurt.
Toen Jo thuiskwam presenteerde ik mijn plan. ‘Als we vijftien jaar iedere week op de kermis gaan staan zijn we uit de kosten,’ zei ik.
Ze bleef stil. Ik zag alleen een blik die ik herkende: onthutst.