Gezondheidscentrum Widar. Ik zat verzonken in een vergeeld magazine met tips voor een gezond 2014, toen ze ineens naast me stond. Ik viel half van mijn stoel en gooide het tijdschrift door de wachtruimte.
“De tering”, riep ik.
Excuus.
In de behandelkamer gaf ze me een glas water en wat uitleg.
“U heeft een verlaagde schrikdrempel”, zei ze.
Ik kwam voor iets anders; in de winter verandert mijn huid in een schuurspons. Ik hoopte op een zalfje of wat bemoedigende woorden, niet op een diagnose.
Ze wees op een plastic brein.
“Bij mensen met een verlaagde schrikdrempel staat het zenuwstelsel zo afgesteld dat het lichaam sneller in een reflex schiet: wegspringen, geluid maken, soms zelfs vloeken, nog voordat het brein is meegedraaid”.
Of ik wel begreep dat vloeken kwetsend kon zijn?
“Daarom gebruik ik een verouderde ziekte”, zei ik.
Goed bedacht, vond ze. Klopte niet.
Tering bleek de volksnaam voor tuberculose, dus stelde ze ‘de pokken’ voor: een ziekte die inmiddels niet meer voorkomt.
Jo stoort zich ook al jaren aan mijn — volgens haar zwaar overdreven — schrikreactie. Meerdere keren per week belandt mijn koffie tegen het plafond als zij onverwachts achter me staat.
Ik loop permanent met een verhoogde hartslag door ons huis. Ik scan de gang en de kamers zoals ik dat ooit bij rijles heb geleerd: binnenspiegel, zijspiegel, dode hoek. Alles om maar niet verrast te worden.
De kinderen hebben zich aangepast, de goedzakken. Ze komen hard stampend de trap af, bonzen op de deur voordat ze een kamer inlopen. Zelfs de kat rochelt even voordat hij op de bank springt. Jo weigert hierin mee te gaan.
Vorige week werden we als gezin collectief chagrijnig wakker. Kou, wintertijd, verkeerde benen.
Ik wilde naar Paleis Het Loo. Ik weet niet meer waarom.
Met wat snoep en een portie marketing (“Misschien zien we wel een echte prinses of prins?”) kreeg ik iedereen de auto in.
Bij het aanzicht van het paleis in Apeldoorn draaide de oudste zich om.
“Hebben we dit teringeind gereden voor een kopie van Slot Zeist?”
Jo keek me verwijtend aan.
“Dat krijg je van je gescheld”.
Ik legde de oudste uit dat onze huisarts liever had dat we ‘pokkeneind’ zouden zeggen, en dat Slot Zeist een fietsenschuurtje was vergeleken met dit bouwwerk.
We sleepten ons door het paleis. Geen bordje kon gelezen worden zonder geduw of geklaag. Na een uur vond ik het wel mooi geweest. Op het binnenplein zag de jongste middeleeuwse spelletjes. Een passende afsluiting, vond hij.
Jo snelde met hem naar het pijl-en-boogschieten. Terwijl ze aan hem uitlegde hoe hij de boog moest spannen, kreeg ze snoeihard een pijl op haar wang.
“Tering!” riep ze over het plein.
“Oooh”, riepen de kinderen, “dat mag je niet zeggen van de dokter”.
De vader van de kleine schutter wist niet waar hij het zoeken moest, riep “Wapens neer!” tegen alle kinderen op het grasveld en sleurde het jochie richting Jo.
“Sorry voor deze stomme actie”, zei de man buiksprekend namens zijn zoon. Jo wreef over haar wang en zocht naar woorden.
“Het is niet jouw schuld, hoor”, legde ik het geschrokken ventje uit. “Deze mevrouw moet gewoon goed scannen in vijandig gebied”.


