Omdat mijn moeder graag een Makro-pas wilde hebben, schreef ik me in bij de Kamer van Koophandel. Als bedrijfsomschrijving koos ik ‘ondersteuning sociale domein’. Ik vond dat het regelen van een btw-nummer voor het verkrijgen van een Makro-pas daaronder viel.
Sindsdien krijg ik al jarenlang ongevraagd reclamefolders in de bus. Na meerdere pogingen om dit te stoppen – les: uitvinken betekent aanmelden – ben ik ze maar gaan lezen.
Tot mijn verbazing werd ik kalm van dikgedrukte zinnen als: ‘50 kilo Glorie fritessaus voor 17,59 (excl. btw)’ en ‘Professionele theelichten, 6 branduren, 1200 stuks.’
In de winkel zelf kwam ik nooit. Totdat ik op het schoolplein verzeild raakte in een gesprek over ‘preppen’ - voorbereid zijn op noodsituaties.
Een moeder uit de klas van mijn oudste vertelde dat ze daarom haar motorrijbewijs had gehaald: “Dan kan ik langs de files wegvluchten.”
Een ander begon over het belang van internet via de satelliet: “Ooit worden die kabels in de Noordzee doorgeknipt.”
“Ik heb een opwindradio,” zei ik. “Met USB.”
Ik liet achterwege dat het ding ergens in de vouwwagen moest liggen, en dat die vouwwagen gestald stond bij boer Titus in De Bilt.
Terwijl het gesprek verder ging over het aanleggen van een drinkwatervoorraad in de kelder, besefte ik dat mijn leven nog niet echt op noodsituaties was ingericht.
“Wij moeten een prep-pakket,” zei ik die avond tegen Jo. “Om te overleven als basisvoorzieningen niet beschikbaar zijn.”
“Jij overleeft het nog geen dag,” zei ze zonder op te kijken van haar boek.
De volgende dag liep ik voor het eerst van mijn leven door de Makro. Ik had op internet een lijst gevonden om als gezin minimaal drie dagen zelfvoorzienend te kunnen zijn. Naast zestien flessen water nam ik blikken groente, pasta en fruit mee. Verder wat noedels, een kilo muesli en houdbare melk.
Ik knikte voldaan naar passanten met hun karren vol voedsel: wij Preppers onder elkaar.
Thuis stopte ik alles in een voorraadbox en zette die in de kelder.
Een dag later zag ik dat Jo de rode bieten uit het noodpakket had aangebroken.
“Oeps,” lachte ze. “Ik vul het wel weer aan.”
In de huiskamer nam de jongste een hap van een mueslireep.
“Hij had honger,” zei Jo.
Verdomme.
“Jullie vreten in één dag het hele prep-pakket op,” riep ik. “Wat als morgen de stroom uitvalt, als we de straat niet op mogen, als er weer een lockdown komt?”
“Sorry hoor,” zei mijn zoontje, “maar mag ik dan wel, in plaats van een mueslireep, zure matten in dat pretpakket?”