Als je bij ons in de hal de luchtverfrisser uit het stopcontact trekt, begint de plafonnière te knipperen. Nou en.
Het is een van die problemen die nooit de shortlist halen. Net als het schilderij dat we als barricade voor de trap zetten, zodat de kat niet naar boven glipt. Of de toiletknop die je half moet indrukken omdat die anders blokkeert. En de deurklink bij de kamer van de jongste: die werkt alleen als je hem omhoog duwt. Nou en. Nou en. Nou en.
Er zijn mensen die wakker liggen van scheve plinten.
Af en toe — meestal op een moment van onachtzaamheid — glipt er zo’n persoon mijn huiskamer binnen om hoofdschuddend ons knip- en plakwerk te aanschouwen.
Wegwezen, jij. Ga terug naar je perfecte visgraatlaminaat.
Over die knipperende plafonnière: acht jaar geleden zag ik tijdens het dweilen dat die kapot was. Hoe het daarna precies ging, weet ik niet meer — waarschijnlijk schoof ik het op de stapel ‘komt later’ en ging ik koffie zetten. Wat ik nog wel weet, is dat ik later op de dag een Ambi Pur-luchtverfrisser in het stopcontact drukte en dat de lamp het ineens weer deed. Het was magisch.
Sindsdien zit die luchtverfrisser in het stopcontact. Nou en.
Ik hou van de onnavolgbare lapmiddelen van het leven. De briljante workarounds. Het tekent de essentie van mens-zijn: de pogingen, het grandioze falen, het ‘de tering laten krijgen’.
Heel soms meldt zich een probleem voor mijn beknopte lijst ‘niet te negeren situaties’. Vorige week was dat de lamp in de keuken: na twee dagen koken in het donker moest ik het van mijn huisgenoten aanpakken.
Ik klikte de hoofdschakelaar uit en pakte een krukje. In mijn ooghoek zag ik dat de beruchte plafonnière in de hal nog brandde. Achteraf bezien was dit een duidelijk signaal dat niet ieder draadje in ons onstuimige elektrolandschap zich schikt naar de aardlek, maar ik had al mijn aandacht bij de lamp in de keuken. Ik wilde dit euvel in vijf minuten van mijn lijst hebben en doorgaan met mijn leven.
In de keuken, op het te kleine krukje, schroefje in de mond, prutsend aan het plafond, kreeg ik onverwachts een klap van 230 volt.
De schroevendraaier vloog uit mijn handen en ketste over de tegels. In de stress slikte ik het schroefje door. Dat merkte ik niet eens. Gedesoriënteerd stapte ik, met een tintelend, trillend lichaam, van het krukje. Nadat ik de schroevendraaier opraapte en overeind kwam, voelde ik het ijzeren ding pas langzaam door mijn slokdarm glijden.
Geen zorg, geen medelijden. De schok door mijn lijf, dat schroefje in mijn buik, een week in het donker koken: prachtervaring.
Daarom houd ik zo van de scheve plinten, de bierviltjes onder de tafelpoot, de ‘tijdelijke’ theedoek in het kozijn tegen de tocht, het fietslampje als kelderverlichting, de plantenpot die de vriezer dichthoudt: het is geen onvermogen, maar het bewijs van kunnen aanmodderen, falen en de hele donderse boel ‘lekker links laten liggen’.
En voor wie zich momenteel druk maakt dat het aanrechtblad niet helemaal aansluit op de muur, heb ik een oprechte tip: steek eens een schroevendraaier in het stopcontact. Het relativeert de zaak.
Dit is alles wat ik niet ben, maar wat heerlijk om te lezen. Dank!
Heerlijk! (Maar fijn dat je het kan navertellen)